Zo had Stefan afgelopen zaterdag afgesproken met vrienden en vond Nona het nodig de moeder van een zwemklasgenootje deelgenoot te maken van deze gelegenheid. Op zeer spontane wijze flapte ze eruit dat papa die dag gezellig op stap was. "Met zijn vriendinnetje!" voegde ze er nog met stralend gezicht aan toe. Vriendinnetje, vriendje, same difference als je het haar vraagt. Maar ik zag de moeder toch even iets wegslikken en er was ook sprake van een kleine opwaartse beweging met de wenkbrauwen harerzijds. Nou heb ik zelf ook af en toe wel een klein beetje last van al te spontaan uitflappen, dus ik riep er keihard achteraan: "Nou, neehoor! Ha! HaHa! Zo'n relatie is het niet! Hij is natuurlijk gewoon uit met zijn vriend!" Hmm.
Hij kwam niet echt aan.
Moeder in verlegenheid gebracht, ikzelf ook niet meer op mijn gemak, kortom; je schiet er weer niks mee op. Had ik nou gewoon mijn mond maar gehouden! Nona zelf had trouwens niks in de gaten en het dochtertje van de vrouw vond het ook allemaal niet gek. Die laatste staat vermoedelijk zelf ook te boek als malle kletskous, want ze nodigde Nona allerhartelijkst uit om te komen spelen bij haar thuis (we kenden elkaar niet, onze kennismaking was slechts gebaseerd op het delen van een kleedkamer) met het lokkertje: "dan ga ik je lekker kietelen!" Onweerstaanbaar, niet?
Ietsje anders is het met de rare neiging die Nona de laatste tijd heeft om mij in winkels af te schilderen als ordinaire winkeldievegge. Vandaag deed ze het weer. We waren klaar met inkopen doen en vlak voordat we de winkel uitliepen bleef Nona plotseling staan alsof ze zich ineens iets heel belangrijks herinnerde en keek me, hoofd een beetje schuin, indringend aan. "Wat is er, waarom blijf je staan?" vroeg ik haar. "We zijn toch nog niet klaar?" vroeg ze, een uiterst suggestieve toon aan de dag leggend. "Zijn we nog niet klaar?" vroeg ik onschuldig, maar ik vreesde al voor wat er zou gaan komen. "We hebben toch nog niet alles betaald ?" zei Nona, de smeerlap. Haar vingertje wees behulpzaam in de richting van de kassa, waarachter een verkoopster het tafereel argwanend gade sloeg. Probeer je maar eens uit zo'n situatie te redden op een manier die er niét verdacht uit ziet. Lukt dus niet. Met een rode kleur van mijn kruin tot aan mijn middel en mijn kind aan de arm heb ik het pand verlaten, de argusogen van de kassière voelde ik tot aan de auto prikken in mijn rug.
Leuk hè, die 'geinige' opmerkingen van kinderen. Zucht.
Ach, over een paar maandjes kan ik daar wel weer winkelen. Dan zijn ze me vast wel vergeten. Toch?
Vást.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten