Soms bevindt het "onvindbare object" zich iets verder uit de buurt en heeft de opsporing een wat uitgebreider navigatie nodig: "... in de kast, links." Zucht: "Welke kast?" "Die in de kamer." Zucht: Slof, slof, slof, kráááááák (de kastdeur). Dan; onmiddelijk: "Wáár in de kast?" Lichte irritatie klinkt al door in zijn stem.
"Línks, kijk nou even goed!" Lichte irritatie klinkt ook door in mijn stem. "Nou, ik zie niks hier! Waarom ligt er hier ook zo'n hoop troep, ik kan ook nooit iets vinden in dit huis! Jij verstopt altijd al mijn spullen!"
(Ja hoor. Een dag niets verstopt is een dag niet geleefd.) "Lieverd, dat heet: op-rui-men. Is een heel nieuw dingetje. Zou je ook es moeten proberen."
Nu ontstaat er een keuzemogelijkheid. Ik kan: 1. Doorgaan met wat ik aan het doen was en proberen de navigatie op afstand tot een 'bestemming bereikt' te brengen. Deze gesprekken vinden namelijk verbazingwekkend vaak plaats rond een uur of zes, als ik in de keuken en net op een cruciaal punt in het kookproces aanbeland ben, namelijk dat moment waarop alles bijna klaar is en er een hoop tegelijk moet gebeuren. (Nu klinkt het net of wij elke avond een drie gangen menu nuttigen, wat niet zo is. In werkelijkheid is vies koken een van mijn specialiteiten. En we eten minstens drie keer in de week spaghetti met rode saus omdat het me in de supermarkt weer ontbrak aan inspiratie. Echt, mijn kook"kunst" is legendarisch en dat is geen aanbeveling. Maar daarover een andere keer.)
Okee, laat me je even meenemen in het hypothetische doemscenario. Stel; ik was al een beetje kribbig, want aan het koken, en heb Nona al drie keer gevraagd de televisie uit te zetten en de tafel te dekken (en ze zit nog steeds voor de t.v.) de poes loopt miauwend rond mijn benen vanwege leeg maagje, maarja mijn gezinsleden gunnen mij de exclusieve eer degene te zijn die het voerbakje mag aanvullen en ik sta net met een dampende pan pasta boven de gootsteen. Je voelt al aan, veel kan er niet meer bij. Ik roep, iets te hard, terug: "Het ligt li-hinks, kijk nou gewoon even goed!" En stel nou, dat het een echt slechte dag is en ik kan me echt niet inhouden. Dus ik voeg eraan toe: "En als je het zo'n troep vindt in die kast, ruim het dan dit weekend maar eens lékker op! Snotverjoppie! (want er zijn kinderen bij)
Maar omdat het een slechte dag is, en die zijn altijd collectief, gooit Stefan nijdig en onverrichter zake de deur van de kast iets te hard dicht en neemt daarna wraak door te mompelen. En als er iets is waar ík laaiend van kan worden, dan is het wel van mómpelen. En dan bedoel ik het mompelen van het schampere soort. De bemompelde weet dat het gemompelde over hem/haar gaat, en zeker niet aardig bedoeld is, maar kan er niks van zeggen, want hij of zij heeft immers niet gehoord wat er gezegd werd? "Hoe bedoel je: wat zég je? Ik zei helemaal niks!" Nu is het zaak je niet te verliezen in een welles/nietes-spelletje, want het zoekgeraakte en dringend benodigde 'ding', inzet van de ruzie, is allang vergeten. Er kan een gevecht op volgen waar een stel maartse katers een interessant lesje van zouden kunnen leren.
Daarom kies ik meestal voor: 2. Alles uit mijn handen laten vallen en hoorbaar zuchtend of in ieder geval geluid makend ("Gggggghhhgh". Of: "Tssssss".) naar de kast lopen en daar dan moeiteloos het begeerde object opdiepen, dat zich uiteraard op ooghoogte op een plank op ongeveer 30 centimeter afstand van zijn neus bevindt, terwijl ik hem daarbij onafgebroken en indringend in de ogen staar. "Zocht je... dit?" Vals.
Maar het bespaart een vervelende ruzie en garandeert nog een triomf-aftocht ook. What's not to like?
Laat het een lesje zijn.
Nu niet denken dat we een groot probleem hebben. Hij zoekt, ik vind. Zo gaat dat al jaaaren. Niks mee mis.
Maar nou deden we van de week een waanzinnige ontdekking. Het blijkt dat we onze "talenten" hebben doorgegeven aan ons kind! Allebei!
Nona had 's middags een mooi kunstwerk voor papa geknutseld. 's Avonds na het eten kondigde ze de onthulling met een hoop tamtam aan. We moesten er speciaal voor op de bank gaan zitten en daar wachten, dan zou zij het wel even gaan halen. Éven.
Maar ze kon het niet meer vinden! Koortsachtig zette ze de keukenkast op zijn kop. Wanhopig riep ze: Ïk had hem echt hier verstopt! Hélp me dan ook! We zochten tevergeefs de hele kast af en het kostte me enige moeite om haar te overtuigen: "Lieverd, hij is hier ècht niet. Je hebt hem vast ergens anders verstopt."
Bozig zakte ze naast me op de bank neer: "hoe kan dat nou!" "Denk eens goed na, waar ben je allemaal geweest met je kunstwerk", hielp ik haar. "Ik wéét het gewoon niet!" riep ze, getergd tot op het bot. Maar ineens klaarde haar gezicht op. "Wacht eens even..." ze trippelde naar de keuken, trok het gootsteen kastje open en sloeg zichzelf met een theatraal gebaar tegen het voorhoofd. "Hiér issie! Gggghghhh...!
Stefan en ik keken elkaar aan. "Nou, het is duidelijk. Ze heeft onze genen", zei Stefan droog. "Jouw genen hebben het verstopt en mijn genen konden het niet vinden."
3 opmerkingen:
Grijns.
Toch bijzonder dat, zo'n zeven jaar geleden, het zoekende zaadje van Stefan jouw verstopte eitje op tijd heeft gevonden.
Novy:
Grijns right back at ya (you birthdaygirl, you)
Anoniem:
Tja...
Ik had er nog úúúren met je over willen praten! (maar je wordt nou zo vervelend) ;-)
Een reactie posten